1

Wat drift beheerst het woedend heidendom,
En heeft het hart der volken ingenomen?
De koningen verheffen zich alom,
De vorsten zijn vermetel saâmgeko-men,
Om God, den HEER’, zelfs naar de kroon te steken,
En tegen Zijn Gezalfde op te staan.
Zij spreken saâm: “Laat ons hun banden breken,
En van hun juk en touwen ons ontslaan!”

2

Maar d’ Opperheer, die Zijn geduchten stoel
Op starren sticht, en grondvest op de wolken,
Zal lachen met dat vruchteloos gewoel,
En spotten met den waan der dwaze vol-ken,
God zal Zijn wraak ontdekken voor hun ogen.
Straks gloeit de lucht door ’t vlammend bliksemlicht;
’t Is God die spreekt; Hij dondert uit den hoge,
En jaagt den schrik Zijn haat’ren in ’t gezicht.

3

Durft gij bestaan te twisten met Mijn kracht?
Zal nietig stof Mij ’t hoog gezag ontwringen,
Of weerstand biên aan Mijn geduchte macht?
Ontziet Mijn toorn, verdoolde stervelin-gen.
Gij zult vergeefs Mijn rijksbestel weerstreven.
Mijn Koning is gezalfd door Mijn beleid;
Hij, door Mijn hand op Sions troon verheven,
Heerst op den berg van Mijne heiligheid.

4

En Ik, die Vorst, met zoveel macht bedeeld,
Zal Gods besluit aan ’t wereldrond doen horen.
Hij sprak tot Mij: “’k heb heden U geteeld;
Gij zijt Mijn Zoon, Gij zijt Mijn eengebo-ren;
Zeg vrij Uw eis; Ik zal Uw macht verhogen,
Opdat Uw Naam alom ontzaglijk zij;
Het heidendom ligg’ voor Uw stoel gebogen,
En ’t eind der aard erkenn’ Uw heerschappij”.

5

“Uw ijz’ren staf, die al hun macht verplet,
Maak’ hen eerlang eerbiedig’ onderzaten,
En noodzaak, hen te buigen voor Uw wet,
Of sla z’ aan gruis, als pottenbakkersva-ten!”
O vorsten, wilt de wet der wijsheid horen,
Eer gij God zelv’ en Zijn Gezalfde hoont.
O rechters, tot den stoel der eer gekoren,
Verdraagt Zijn tucht, die u Zijn liefde toont!

6

Vreest ’s HEEREN macht en dient Zijn Majesteit;
Juicht, bevend op ’t gezicht van Zijn vermogen,
En kust den Zoon, vanouds u toegezeid;
Eer u Zijn toorn verdelg’ voor aller o-gen,
U op uw’ weg tot stof doe wederkeren;
Wanneer Zijn wraak, getergd door uw gedrag,
U, onverhoeds, zou door haar gloed verteren,
Tot staving van Zijn langgehoond gezag.

7

Welzalig zij, die naar Zijn reine leer,
In Hem hun heil, hun hoogst geluk beschouwen.
Die Sions Vorst erkennen voor hun HEER’;
Welzalig zij, die vast op Hem betrou-wen.

WDogMQpUOiBQc2FsbSAyOjIKTTogQwpMOiAxLzQKQzogZG9yaXNjaApTOiDCqSAyMDI0IC0gbGl0dXJnaWUubnUKUTogMTQwCiUlTUlESSBwcm9ncmFtIDE2CkQyIEYgRSBEIEMgRiBBIEcgRiBFMiB6MiB8Cnc6TWFhciBk4oCZfk9wLXBlci1oZWVyLCBkaWUgWmlqbiBnZS1kdWNoLXRlbiBzdG9lbA0KRjIgRSBEIEEgRyBGIEUgRCBGIEUyIEQyIHoyIHwKdzpPcCBzdGFyLXJlbiBzdGljaHQsIGVuIGdyb25kLXZlc3Qgb3AgZGUgd29sLWtlbiwNCkQyIEYgRSBEIEMgRiBBIEcgRiBFMiB6MiB8Cnc6WmFsIGxhLWNoZW4gbWV0IGRhdCB2cnVjaC10ZS1sb29zIGdlLXdvZWwsDQpEMiBGIEcgQTIgYzIgQiBBIEcgRiBEMi1FMiBEMiB6MiB8Cnc6RW4gc3BvdC10ZW4gbWV0IGRlbiB3YWFuIGRlciBkd2EtemUgdm9sLV9rZW4sDQpkMiBkIGQgYzIgQTIgYyBCIEEgRyBBMiBEMiB6MiB8Cnc6R29kIHphbCBaaWpuIHdyYWFrIG9udC1kZWsta2VuIHZvb3IgaHVuIG8tZ2VuLg0KRDIgRiBHIEEyIEIyIGMgZCBjIEIgQTIgejIgfAp3OlN0cmFrcyBnbG9laXQgZGUgbHVjaHQgZG9vcn7igJl0IHZsYW0tbWVuZCBibGlrLXNlbS1saWNodDsNCmQyIGQgZCBjMiBBMiBjIEIgQSBHIEEyIEQyIHoyIHwKdzrigJl0fklzIEdvZCBkaWUgc3ByZWVrdDsgSGlqIGRvbi1kZXJ0IHVpdCBkZW4gaG8tZ2UsDQpEMiBGIEcgQTIgRzIgRyBGIEcyIEUyIEQyIHoyIHxdCnc6RW4gamFhZ3QgZGVuIHNjaHJpayBaaWpuIGhhYXQt4oCZcmVuIGlufuKAmXQgZ2UtemljaHQuCg==

Onberijmde versie Psalm 2:1-12 (HSV) Bijbelvertaling aanpassen

  1. Waarom woeden de heidenvolken
    en bedenken de volken wat zonder inhoud is?
  2. De koningen van de aarde stellen zich op
    en de vorsten spannen samen
    tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde:
  3. Laten wij Hun banden verscheuren
    en Hun touwen van ons werpen!
  4. Die in de hemel woont, zal lachen,
    de Heere zal hen bespotten.
  5. Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn,
    in Zijn brandende toorn hun schrik aanjagen.
  6. Ik heb Mijn Koning toch gezalfd
    over Sion, Mijn heilige berg.
  7. Ik zal het besluit bekendmaken:
    De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon,
    Ík heb U heden verwekt.
  8. Eis van Mij en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven,
    de einden der aarde als Uw bezit.
  9. U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter,
    U zult hen in stukken slaan als aardewerk.
  10. Nu dan, koningen, handel verstandig.
    Laat u onderwijzen, rechters van de aarde.
  11. Dien de HEERE met vreze,
    verheug u met huiver.
  12. Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt,
    wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt.
    Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!

Dichter:

Onberijmd: David, berijmd: Genootschap Laus Deo, Salus Populo

Samenvatting:

Opstand van de volken tegen de macht van de Koning (Zoon), die God over Sion gezalfd heeft. De psalm eindigt met een oproep tot gehoorzaamheid aan de Zoon. Met 'de Zoon' worden zowel David en zijn opvolgers bedoeld, als ook Jezus, de Zoon van God.

Te zingen bij:

Messiaanse psalm

Deze psalm bevat één of meerdere profetieën die door Jezus Christus, de Zoon van God, zijn vervuld tijdens Zijn geboorte, leven op aarde of Zijn lijden en sterven aan het kruis. In de onberijmde tekst zijn deze rood weergegeven.

Bekijk de profetie en de vervulling op messias.nu

Deze website is nog in ontwikkeling

Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.

Psalmen: 150 van 150
Formulieren: 0 van 8
Instrumentorgel
Zangwijzeritmisch
Snelheid100M50
BijbelvertalingHSV
Tekst17