6

Ik was, aan U verpand,
In onschuld mijne hand,
Mijn hart springt in mij op, o HEER’,
Wanneer ik, met Uw scharen,
Verschijn voor Uw altaren,
En U met offergaven eer.

7

Daar wordt Uw lof verbreid,
O Oppermajesteit,
Door mij, die U bemin en acht.
Daar zal mijn stem U prijzen,
Voor al de gunstbewijzen,
Voor al de wond’ren Uwer macht.

8

Wat blijdschap smaakt mijn ziel,
Wanneer ik voor U kniel,
In ’t huis, dat Gij U hebt gesticht!
Hoe lief heb ik Uw woning,
De tent, o Hemelkoning,
Die G’, U ter eer, hebt opgericht!

9

Wanneer g’ uw arm verheft,
Den snoden zondaar treft;
Wees Gij dan, HEER’, mijn Toeverlaat.
Doe mij met hem niet sneven;
O neen, behoed mijn leven,
Als Gij den man des bloeds verslaat.

10

Doe mij niet mee vergaan
Met hen, die U weerstaan;
Wier hart steeds schand’lijk misdrijf kweekt;
Die trouw en plicht verachten,
En ’t recht om goud verkrachten,
Als d’ onschuld om bescherming smeekt.

11

Maar ik, ik ben oprecht;
Verlos dan Uwen knecht,
Van ’t ongeval, dat hem genaakt,
Wil mij in gunst gedenken,
Mij Uw genade schenken.
Zo wordt door U mijn heil volmaakt.

12

Nu stap ik rustig aan;
’k Betreed een effen baan:
Mijn God verhoort nu mijn gebed,
’k Zal Hem, met blijde klanken,
In Zijn vergaad’ring danken,
Wanneer Zijn gunst mij heeft gered.

WDogMQpUOiBQc2FsbSAyNjo2Ck06IEMKTDogMS80CkM6IHBocnlnaXNjaApTOiDCqSAyMDI0IC0gbGl0dXJnaWUubnUKUTogMTQwCiUlTUlESSBwcm9ncmFtIDE2CkUyIEEyIEcyIEYgRiBFMiB6MiB8Cnc6TWFhciBpaywgaWsgYmVuIG9wLXJlY2h0OwpBMiBHIEUgRiBHIEEyIHoyIHwKdzpWZXItbG9zIGRhbiBVLXdlbiBrbmVjaHQsCmMyIEIgQSBHMiBFMiBGIEQgRTIgejIgfAp3OlZhbiDigJl0fm9uLWdlLXZhbCwgZGF0IGhlbSBnZS1uYWFrdCwKRzIgQSBCIGMgQiBBMiBHMiB6MiB8Cnc6V2lsIG1paiBpbiBndW5zdCBnZS1kZW4ta2VuLApjMiBCIGQgQSBjIEIyIEEyIHoyIHwKdzpNaWogVXcgZ2UtbmEtZGUgc2NoZW4ta2VuLgpBMiBjMiBCMiBBIEcgRiBGIEUyIHoyIHxdCnc6Wm8gd29yZHQgZG9vciBVIG1pam4gaGVpbCB2b2wtbWFha3QuCg==

Onberijmde versie Psalm 26:1-12 (HSV) Bijbelvertaling aanpassen

  1. Een psalm van David.
    Doe mij recht, HEERE,
    want ík ga mijn weg in mijn oprechtheid.
    Op de HEERE vertrouw ik,
    ik zal niet wankelen.
  2. Beproef mij, HEERE, ja, stel mij op de proef,
    toets mijn nieren en mijn hart.
  3. Want Uw goedertierenheid houd ik voor ogen,
    ik wandel in Uw waarheid.
  4. Ik zit niet bij valsaards,
    met huichelaars ga ik niet om.
  5. Ik haat het gezelschap van kwaaddoeners,
    bij goddelozen zit ik niet.
  6. Ik was mijn handen in onschuld;
    ik ga rondom Uw altaar, HEERE,
  7. om een loflied te doen horen
    en al Uw wonderen te vertellen.
  8. HEERE, ik heb lief het huis waar U woont
    en de tabernakel, de woonplaats van Uw eer.
  9. Neem mijn ziel niet weg met de zondaars,
    noch mijn leven met de mannen van bloed.
  10. In hun handen is schandelijk gedrag,
    hun rechterhand is vol geschenken.
  11. Ik echter, ik ga mijn weg in mijn oprechtheid,
    verlos mij dan en wees mij genadig.
  12. Mijn voet staat op een geëffende weg;
    in de samenkomsten zal ik de HEERE loven.

Dichter:

Onberijmd: David, berijmd: Genootschap Laus Deo, Salus Populo

Samenvatting:

Een psalm van David. Hij leeft oprecht en vertrouwt op God en bidt God om hem recht te doen en hem te verlossen.

Te zingen bij:

Deze website is nog in ontwikkeling

Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.

Psalmen: 150 van 150
Formulieren: 0 van 8
Instrumentorgel
Zangwijzeritmisch
Snelheid100M50
BijbelvertalingHSV
Tekst17