Gij ’s HEEREN knechten, looft den HEER’;
Looft Zijnen Naam, verbreidt Zijn eer;
De Naam des HEEREN zij geprezen!
Zijn roem zij door ’t heelal verbreid,
Van nu tot in all’ eeuwigheid;
Men loov’ ’t aanbidd’lijk Opperwezen.
Van waar de zon in ’t oosten straalt,
Tot waar z’ in ’t westen nederdaalt,
Zij ’s HEEREN Name lof gegeven.
De HEER’ is boven ’t heidendom;
Zijn heerlijkheid, bekend alom,
Is boven zon en maan verheven.
Wie is gelijk aan onzen HEER’,
Aan God, die tot Zijn eeuwig’ eer,
Zijn troon gevest heeft in den hemel?
Die, daar Hij ’t wereldrond gebiedt,
Van Zijnen hogen zetel ziet
Op ’t laag en nietig aards gewemel?
Wie is aan onzen God gelijk,
Die armen opricht uit het slijk;
Nooddruftigen, van elk verstoten,
Goedgunstig opheft uit het stof,
En hen, verrijkt met eer en lof,
Naast prinsen plaatst en wereldgroten?
Wie roemt niet ’s Heeren wond’re trouw,
Die mildelijk d’ onvruchtb’re vrouw,
Op hare beê, een blijde moeder
Van liev’ en frisse telgen maakt,
En dus voor aller welzijn waakt?
Men loov’ den groten Albehoeder!
Deze bewijsteksten zijn ontleend aan de Bijbel in de Herziene Statenvertaling, © Stichting HSV 2010. Bijbelvertaling aanpassen
Onberijmd: Onbekend, berijmd: Genootschap Laus Deo, Salus Populo
Lofzang die de heerlijkheid en goedheid van God bezingt en aanspoort tot aanbidding.
Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.