1

Toen Israël ’t Egyptisch rijksgebied,
En ’t volk, zo vreemd van aard en taal, verliet,
Werd Juda God ter woning.
Hij wijdde Zich dit volk ten heiligdom
En stichtte daar den troon, dien Hij beklom
Als Isrels God en Koning.

2

Dit zag de zee met bevend’ ogen aan,
En vlood terug; de bruisende Jordaan
Werd achterwaarts gedreven.
Het hoog en laag gebergt’ sprong op in ’t rond,
Als ’t wollig vee, dat dartelt op den grond,
En deed de velden beven.

3

Wat was ’t, o zee, dat u zo vluchten deed?
En gij, Jordaan, wat angst, wat prangend leed,
Kon u teruggedringen?
Gij bergen, en gij heuvels, wat gerucht
Deed u met schrik dus steig’ren naar de lucht,
Als lammeren, die springen?

4

Beef aarde, beef voor ’s Heeren aangezicht,
Voor Jakobs God, die uit het eeuwig licht
Zijn Isrel hulp wou zenden!
Hij is ’t, Wiens macht de rots verand’ren kon
In enen vloed, den keisteen in een bron,
Voor Isrels matte benden.

WDogMQpUOiBQc2FsbSAxMTQ6MwpNOiBDCkw6IDEvNApDOiBkb3Jpc2NoClM6IMKpIDIwMjQgLSBsaXR1cmdpZS5udQpROiAxNDAKJSVNSURJIHByb2dyYW0gMTYKRDIgRCBEIEEyIGMyIGQyIGQgYyBCMiBBMiB6MiB8Cnc6V2F0IHdhcyDigJl0LH5vIHplZSwgZGF0IHUgem8gdmx1Y2gtdGVuIGRlZWQ/CmMyIGMgQiBBMiBGMiBHMiBHIEYgRTIgRDIgejIgfAp3OkVuIGdpaiwgSm9yLWRhYW4sIHdhdCBhbmdzdCwgd2F0IHByYW4tZ2VuZCBsZWVkLApGMiBHIEEgX0IgQSBHMiBGMiB6MiB8Cnc6S29uIHUgdGUtcnVnLWdlLWRyaW4tZ2VuPwpBMiBBIEEgRDIgRzIgRiBFIEQgRCBDMiB6MiB8Cnc6R2lqIGJlci1nZW4sIGVuIGdpaiBoZXUtdmVscywgd2F0IGdlLXJ1Y2h0CkYyIEcgRyBBMiBCMiBjIGQgYyBCIEEyIHoyIHwKdzpEZWVkIHUgbWV0IHNjaHJpayBkdXMgc3RlaS1n4oCZcmVuIG5hYXIgZGUgbHVjaHQsCkEyIF9CIEEgRyBGIEUyIEQyIHoyIHxdCnc6QWxzIGxhbS1tZS1yZW4sIGRpZSBzcHJpbi1nZW4/Cg==

Onberijmde versie Psalm 114:1-8 (HSV) Bijbelvertaling aanpassen

  1. Toen Israël uit Egypte trok,
    het huis van Jakob uit een volk met een vreemde taal,
  2. werd Juda Zijn heiligdom,
    Israël Zijn koninklijk bezit.
  3. De zee zag het en vluchtte,
    de Jordaan deinsde achteruit,
  4. de bergen sprongen op als rammen,
    de heuvels als lammeren.
  5. Wat was er, zee, dat u vluchtte,
    Jordaan, dat u achteruit deinsde?
  6. Wat was er, bergen, dat u opsprong als rammen,
    en u, heuvels, als lammeren?
  7. Beef, aarde, voor het aangezicht van de Heere,
    voor het aangezicht van de God van Jakob,
  8. Die de rots veranderde in een waterplas,
    hard gesteente in een waterbron.

Dichter:

Onberijmd: Onbekend, berijmd: Johannes Eusebius Voet

Samenvatting:

Deze lofzang bezingt de bijzondere plaats van het volk Israël in Gods heilsplan. De hele natuur gehoorzaamt aan God en beeft voor Hem. Toch heeft Hij het kleine Israël uitgekozen om Zijn eigendom te zijn: Hij heeft hen vrijgemaakt van Egypte en door de woestijn op wonderlijke wijze laten binnengaan in het beloofde land.

Deze website is nog in ontwikkeling

Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.

Psalmen: 150 van 150
Formulieren: 0 van 8
Instrumentorgel
Zangwijzeritmisch
Snelheid100M50
BijbelvertalingHSV
Tekst17