1

’k Zal met mijn ganse hart Uw eer
Vermelden, Heer’,
U dank bewijzen.
’k Zal U in ’t midden van de goôn,
Op hogen toon,
Met psalmen prijzen;
Ik zal mij buigen op Uw eis,
Naar Uw paleis,
Het hof der ho-ven,
En, om Uw gunst en waarheid saâm,
Uw groten Naam
Eerbiedig loven.

2

Door al Uw deugden aangespoord,
Hebt Gij Uw woord
En trouw verheven.
Gij hebt mijn ziel op haar gebed,
Verhoord, gered,
Haar kracht gegeven.
Al ’s aardrijks vorsten zullen, HEER’,
Uw lof en eer
Alom doen ho-ren,
Wanneer de rede van Uw mond,
Op ’t wereldrond,
Hun klinkt in d’ oren.

3

Dan zingen zij, in God verblijd,
Aan Hem gewijd,
Van ’s HEEREN wegen;
Want groot is ’s HEEREN heerlijkheid,
Zijn Majesteit
Ten top gestegen.
Hij slaat toch, schoon oneindig hoog,
Op hen het oog,
Die need’rig knie-len;
Maar ziet van ver met gramschap aan
Den ijd’len waan
Der trotse zielen.

4

Als ik, omringd door tegenspoed,
Bezwijken moet,
Schenkt Gij mij leven.
Is ’t, dat mijns vijands gramschap brandt,
Uw rechterhand
Zal redding geven.
De HEERis zo getrouw als sterk,
Hij zal Zijn werk
Voor mij volen-den,
Verlaat niet wat Uw hand begon,
O Levensbron,
Wil bijstand zenden.

WDogMQpUOiBQc2FsbSAxMzg6MwpNOiBDCkw6IDEvNApDOiBpb25pc2NoClM6IMKpIDIwMjQgLSBsaXR1cmdpZS5udQpROiAxNDAKJSVNSURJIHByb2dyYW0gMTYKSzogQ20KRTIgRyBBIEIyIGUyIGQyIGMyIEIyIHoyIHwKdzpEYW4gemluLWdlbiB6aWosIGluIEdvZCB2ZXItYmxpamQsCkIyIGMgQiBHMiBAIHwKdzpBYW4gSGVtIGdlLXdpamQsCkcyIEEgRyBGMiBFMiB6MiB8Cnc6VmFuIOKAmXN+SEVFLVJFTiB3ZS1nZW47CkUyIEcgQSBCMiBlMiBkMiBjMiBCMiB6MiB8Cnc6V2FudCBncm9vdCBpcyDigJlzfkhFRS1SRU4gaGVlci1saWprLWhlaWQsCkIyIGMgQiBHMiBAIHwKdzpaaWpuIE1hLWplcy10ZWl0CkcyIEEgRyBGMiBFMiB6MiB8Cnc6VGVuIHRvcCBnZS1zdGUtZ2VuLgplMiBkIGMgQiBlIGQyIGMyIEIyIHoyIHwKdzpIaWogc2xhYXQgdG9jaCwgc2Nob29uIG9uLWVpbi1kaWcgaG9vZywKQjIgRjIgQTIgRyBAIHwKdzpPcCBoZW4gaGV0IG9vZywKRiBHIEEgKEIyIGMyKSBCMiB6MiB8Cnc6RGllIG5lZS1k4oCZcmlnIGtuaWUtX2xlbjsKRTIgRSBGIEcgRSBHMiA9QTIgQjIgejIgfAp3Ok1hYXIgemlldCB2YW4gdmVyIG1ldCBncmFtLXNjaGFwIGFhbgpCMiBGMiBBMiBHIEAgfAp3OkRlbiBpamTigJktbGVuIHdhYW4KQiBBIEcgRjIgRTIgejIgfF0KdzpEZXIgdHJvdC1zZSB6aWUtbGVuLgo=

Onberijmde versie Psalm 138:1-8 (HSV) Bijbelvertaling aanpassen

  1. Een psalm van David.
    Ik zal U loven met heel mijn hart,
    in de tegenwoordigheid van de goden zal ik voor U psalmen zingen.
  2. Ik zal mij neerbuigen naar Uw heilig paleis
    en Uw Naam loven,
    om Uw goedertierenheid en om Uw trouw,
    want om heel Uw Naam hebt U Uw belofte groot gemaakt.
  3. Op de dag dat ik riep, hebt U mij verhoord;
    U hebt mij versterkt met kracht in mijn ziel.
  4. Alle koningen van de aarde zullen U loven, HEERE,
    wanneer zij de woorden uit Uw mond gehoord hebben.
  5. Zij zullen zingen van de wegen van de HEERE,
    want de heerlijkheid van de HEERE is groot.
  6. Want de HEERE is verheven;
    toch ziet Hij om naar de nederige,
    maar de hoogmoedige kent Hij van verre.
  7. Als ik middenin de benauwdheid verkeer, maakt U mij levend;
    U strekt Uw hand uit tegen de toorn van mijn vijanden,
    Uw rechterhand verlost mij.
  8. De HEERE zal Zijn werk voor mij voltooien;
    Uw goedertierenheid, HEERE, is voor eeuwig;
    laat de werken van Uw handen niet los.

Dichter:

Onberijmd: David, berijmd: Johannes Eusebius Voet

Samenvatting:

Dankpsalm van David, die God looft vanwege Zijn trouw, goedertierenheid en bewaring.

Te zingen bij:

Deze website is nog in ontwikkeling

Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.

Psalmen: 150 van 150
Formulieren: 0 van 8
Instrumentorgel
Zangwijzeritmisch
Snelheid100M50
BijbelvertalingHSV
Tekst17