1

Verschijn nu blinkend, God der wrake;
Dat eens Uw arm voor ons ontwake.
Vertoon Uw glansrijk aangezicht;
Gij, Rechter, die de wereld richt,
Sta op, verhef U en vergeld,
Hovaardigen hun trots geweld.

2

Hoe lang, HEER’, zullen dan de bozen,
Hoe langen tijd de goddelozen
Nog hupp’len, vol van dart’le vreugd,
En laster braken op de deugd,
En spreken als in zegepraal,
Baldadig d’ allerhardste taal?

3

’t Verbrijzeld volk, o HEER’, moet bukken,
Daar zij Uw erfdeel wreed verdrukken;
De zwakke weeuw, van hulp ontbloot,
Wordt met den vreemdeling gedood.
Zelfs wordt d’ onnooz’le wees vermoord;
Naar recht noch reden wordt gehoord.

4

Zij zeggen, stout op hun vermogen:
De HEERslaat op ons doen geen ogen,
De God van Jakob merkt het niet.”
Let, onvernuftigen, en ziet;
Blijft g’ eeuwig van verstand beroofd,
Gij, dwazen, die het licht verdooft?

5

Zou dan de Schepper, die onz’ oren,
Geplant heeft, Zelf niet kunnen horen?
Zou Hij, die ’t oog formeert, niet zien?
Zoudt Gij des Rechters wraak ontvliên,
Die volken straft, en wijsheid leert
Den mens, die wetenschap ontbeert?

6

Neen, dwaas, de HEER’ weet uw gedachten,
Dat z’ ijdel Zijn bestuur verachten.
Welzalig is de man, o HEER’,
Die door Uw tucht en hemelleer
Het nut der onderdrukking weet,
En voordeel trekt zelfs uit het leed.

7

Zo leert hij zich geduldig dragen,
Zo ziet hij ’t eind der kwade dagen;
Zo wordt de roede zelfs gekust,
En d’ onderwerping geeft hem rust,
Totdat de kuil gegraven wordt,
Waarin de zondaar nederstort.

8

De HEERzal in dit moeilijk leven,
Zijn volk en erfdeel nooit begeven.
Het oordeel keert, vol majesteit,
Haast weder tot gerechtigheid;
Al wie oprecht is van gemoed,
Die merkt het op, en keurt het goed.

9

Wie helpt mij tegen al die bozen?
Wie wederstaat die goddelozen?
Zo mij de HEER’, mijn schild en loon
Geen sterken bijstand had geboôn,
Dan waar’ mijn leven haast verkort,
En ik bijna in ’t graf gestort.

10

Wanneer ik zei: “Mijn voeten glijden”,
Toen hebt Gij mij gesterkt in ’t lijden;
Wanneer mij ’t afgepeinsde hart,
Door al mijn denken werd verward;
En ik in druk schier was gestikt,
Toen heeft Uw troost mijn ziel verkwikt.

11

Zou ooit de stoel der schand’lijkheden
Bij Uwen troon een plaats bekleden;
Die moeit’ en wetten boos verdicht?
Zij rotten saâm en, wars van ’t licht,
Verdrukken zij het vroom gemoed,
Ja, doemen zelfs ’t onschuldig bloed.

12

De HEER’, mijn Bondsgod, was voordezen,
Mijn hoog vertrek in al mijn vrezen,
Mijn steenrots en mijn Toeverlaat.
Hij straft de bozen, wreekt hun kwaad,
En loont hun boosheid met den val;
’t Is God, die hen verdelgen zal.

WDogMQpUOiBQc2FsbSA5NDoxMQpNOiBDCkw6IDEvNApDOiBwaHJ5Z2lzY2gKUzogwqkgMjAyNCAtIGxpdHVyZ2llLm51ClE6IDE0MAolJU1JREkgcHJvZ3JhbSAxNgpFMiBBIEEgRzIgYzIgQSBCIGMyIEIyIHoyIHwKdzpab3Ugb29pdCBkZSBzdG9lbCBkZXIgc2NoYW5k4oCZLWxpamstaGUtZGVuDQpCMiBjIEEgQiBeRyBBIGMgQjIgQTIgejIgfAp3OkJpaiBVLXdlbiB0cm9vbiBlZW4gcGxhYXRzIGJlLWtsZS1kZW47DQpCMiBjIEcgQTIgRzIgRiBGIEUyIHoyIHwKdzpEaWUgbW9laXTigJkgZW4gd2V0LXRlbiBib29zIHZlci1kaWNodD8NCkUyIEUgRCBFIEcgRyBeRiBHMiB6MiB8Cnc6WmlqIHJvdC10ZW4gc2HDom0gZW4sIHdhcnMgdmFuIOKAmXR+bGljaHQsDQpBMiBHIEUgRiBBIEEgXkcgQTIgejIgfAp3OlZlci1kcnVrLWtlbiB6aWogaGV0IHZyb29tIGdlLW1vZWQsDQpFMiBFIEEgRzIgRTIgRiBGIEUyIHoyIHxdCnc6SmEsIGRvZS1tZW4gemVsZnMg4oCZdH5vbi1zY2h1bC1kaWcgYmxvZWQuCg==

Onberijmde versie Psalm 94:1-23 (HSV) Bijbelvertaling aanpassen

  1. O God van alle wraak, HEERE,
    God van alle wraak, verschijn blinkend!
  2. Rechter van de aarde, verhef U,
    vergeld de hoogmoedigen naar wat zij verdienen.
  3. Hoelang zullen de goddelozen, HEERE,
    hoelang zullen de goddelozen van vreugde opspringen,
  4. hun mond doen overvloeien, hooghartige taal spreken?
    Hoelang zullen allen die onrecht bedrijven, zich beroemen?
  5. HEERE, zij verbrijzelen Uw volk,
    zij verdrukken Uw eigendom.
  6. De weduwe en de vreemdeling doden zij;
    zij vermoorden de wezen
  7. en zeggen: De HEERE ziet het niet,
    de God van Jakob merkt het niet.
  8. Let op, onverstandigen onder het volk;
    dwazen, wanneer zult u verstandig worden?
  9. Zou Hij Die het oor plant, niet horen?
    Zou Hij Die het oog vormt, niet zien?
  10. Zou Hij Die de heidenvolken bestraft, niet straffen,
    Hij Die de mens kennis bijbrengt?
  11. De HEERE kent de gedachten van de mens:
    vluchtig zijn ze.
  12. Welzalig de man die U bestraft, HEERE,
    en die U onderwijst uit Uw wet.
  13. Zo geeft U hem rust voor dagen van onheil,
    totdat de kuil voor de goddeloze gegraven wordt.
  14. Want de HEERE zal Zijn volk niet in de steek laten,
    Hij zal Zijn eigendom niet verlaten.
  15. Want het oordeel zal weer rechtvaardig zijn,
    alle oprechten van hart zullen ermee instemmen.
  16. Wie zal voor mij opkomen tegen de kwaaddoeners?
    Wie zal zich voor mij opstellen tegen wie onrecht bedrijven?
  17. Als de HEERE niet mijn Helper was geweest,
    had mijn ziel bijna in de stilte gewoond.
  18. Toen ik zei: Mijn voet wankelt,
    ondersteunde Uw goedertierenheid mij, HEERE.
  19. Toen mijn gedachten binnen in mij zich vermenigvuldigden,
    verkwikten Uw vertroostingen mijn ziel.
  20. Zou de zetel van het verderf een verbintenis met U aangaan,
    die onheil sticht bij verordening?
  21. Zij spannen samen tegen de ziel van de rechtvaardige,
    onschuldig bloed verklaren zij schuldig.
  22. Maar de HEERE is mij een veilige vesting geweest,
    mijn God is mij tot een rots, mijn toevlucht.
  23. Hij zal hun onrecht op hen doen terugkeren,
    Hij zal hen in hun slechtheid ombrengen,
    de HEERE, onze God, zal hen ombrengen.

Dichter:

Onberijmd: Onbekend, berijmd: Johannes Eusebius Voet

Samenvatting:

Smeekgebed gericht aan de 'Rechter van de aarde' in een tijd waarin zondaars triomferen, de gelovigen onderdrukt worden en een onrechtvaardige macht regeert. De psalm vraagt God om actie te ondernemen om de gelovigen te beschermen en sterkt de gelovigen om deze onderdrukking te verdragen, zonder de moed te verliezen of met de vijand mee te doen.

Te zingen bij:

Deze website is nog in ontwikkeling

Momenteel is deze website in bèta-versie beschikbaar. U kunt al wel gebruik maken van deze website. In de komende maanden worden moeilijke en verouderde woorden in de klassieke liturgische formulieren voorzien van uitleg. Help mee en ondersteun deze werkzaamheden.

Psalmen: 150 van 150
Formulieren: 0 van 8
Instrumentorgel
Zangwijzeritmisch
Snelheid100M50
BijbelvertalingHSV
Tekst17